Apeldoorn
De Eglantier, een winkelcentrum in Apeldoorn uit de jaren zeventig, is een voorbeeld van de kleinschalige en humane architectuur van Ton Alberts en staat in Apeldoorn te boek als een ‘jong monument’. Voor de uitbreiding selecteerde de gemeente architecten die affiniteit hadden met de architectuur van Alberts en bereid waren dit erfgoed als uitgangspunt te nemen.
Het bestaande centrum is gebouwd als een ‘middeleeuws’ stadje volgens principes die nog steeds waardevol zijn. Ook Alberts wilde terug naar de menselijke maat en het individuele woonhuis, als reactie op de steriele wijken van het modernisme. De structuur van het winkelcentrum is opgebouwd uit geknikte straatjes en gesloten pleinwanden. De architectuur wordt gekenmerkt door kappen en verspringingen. Het centrum heeft bepaalde kwaliteiten, maar ademt ook de sfeer en geest van de jaren zeventig. Dit komt onder andere doordat alle gebouwen in één bleke rode steen zijn uitgevoerd, waardoor de individualiteit van de woningen niet goed naar voren komt.
Stedenbouwkundig is het uitbreidingsplan een voortzetting van de bestaande structuur van pleintjes en geknikte straten. Ook architectonisch worden kenmerken van de architectuur van Alberts overgenomen, zoals het terugliggend bouwen van woonblokken op een winkelplint en de beëindiging van blokken met hogere hoekgebouwen.
In kleur- en materiaalgebruik wordt het oude stadje opnieuw gedefinieerd: roodbruin metselwerk met accenten in natuursteen en stucwerk, en voorzien van kloeke houten kozijnen. De subtiele verschillen in kleur zorgen ervoor dat er een betere geleding ontstaat en de gebouwen meer een eigen identiteit krijgen. Een verbetering is ook dat zowel in de nieuwe uitbreiding als in de bestaande wijk nergens meer achterkanten aanwezig zijn en dat het winkelcentrum ook naar buiten toe herkenbaar is geworden. Feitelijk is het nieuwe centrum een verbeterde, eigentijdse versie van de wijk uit de jaren zeventig.